Derde roman

De penstreken voor de derde roman vloeien alweer over het papier. Lees hieronder een deel uit de roman Vrijheid.

3.3. Bemin me, bemin me meer

Als ze haar eerste stap op Italiaanse bodem zet, bevindt Sophie zich in een andere wereld. Haar droomwereld. Eerst Napels zien, dan pas sterven. De charmante man die haar bij het vliegveld afhaalt, heeft zo veel zwier en charisma dat ze bijna in katzwijm valt. Luigi! Hoewel ze hem minstens tien jaar ouder schat dan zij, spot ze in een oogwenk zijn jeugdigheid met een strak getraind, zongebruind lijf, verborgen onder gescheurde korte jeans en een nauwsluitend wit T-shirt, dat zijn brede torso extra benadrukt. Zijn donkerbruine ogen, die haar vanonder zijn rode Ferraripet enigszins arrogant aankijken, zijn net zo bruin als de gladgestreken donkere watervlakte van de golf van Napels bij nacht. Hoewel deze trip alleen een zakelijk doel beoogt, haar kunst de wereld van de bevlogen kunstenares annex zakenvrouw in schoppen, koestert ze zeker geen illusies over een romantische uitspatting. Toch stelt ze verbaasd vast dat zijn onweerstaanbare aanwezigheid lineair aan haar geluksindex is gekoppeld: bemin me, bemin me teer, bemin me meer, bemin me de hemel in. Eenmaal buiten valt het afstandelijke harnas van Luigi af en toont hij voor het eerst een brede, ontspannen lach als Sophie in de met ‘Magic black’ leer beklede bijrijdersstoel van zijn Ferrari, verdwijnt. Daar zit ze dan, als een diva, in een rode cabrio met een grote donkere zonnebril op haar neus, in een wolk Chanel, rijdend langs de oogverblindende kustlijn van Napels, terwijl de zinderende augustuszon loodrecht op haar lange blote benen schijnt. Met het moederschap van zich afgeschud, de vrijheid door haar wapperende haren, de bekoorlijke vergezichten op haar netvlies en het appetijtelijke heerschap naast haar lijkt het net of ze in een Italiaans filmscript zit, met links en rechts hard scheurende auto’s die de hitte van het asfalt trotseren. Luigi vraagt haar aandacht en probeert boven het lawaai van de turbomotor uit te komen. Met drukke handgebaren schreeuwt hij wat. Om hem beter te verstaan nijgt Sophie naar hem toe en ze voelt een elektrisch shotje in haar hart waar ze van schrikt. Met een boottocht van 45 minuten verruilen ze het hectische Napels voor Luigi’s meest hartstochtelijke plek op aarde: het lieflijke eiland Ischia aan de andere kant van de baai. Eenmaal op het eiland hebben ze de wegen met de vele haarspeldbochten voor zichzelf en in korte tijd slingeren ze rechtstreeks naar haar hotel, gevestigd in een minuscuul pittoresk bergdorpje, waar ze de rest van de week zal verblijven. Luigi dropt haar. Diezelfde avond zal hij haar ophalen voor een diner.

Op haar kamer appt Sophie haar kinderen. Het afscheid viel haar zwaar. Met tranen in haar ogen bekijkt ze de foto’s op haar telefoon. Een lange middagwandeling over het groene eiland verlost haar uit de nostalgische dip en door de talrijke indrukken wordt ze zelfs overmand door een magisch gevoel, alsof ze het pad al eens eerder heeft gelopen. Met een doorgesneden navelstreng keert ze herboren terug in haar hotel. Onder de douche inspecteert ze elke millimeter van haar huid op eigenwijze haartjes. Sinds het naar beneden denderen van haar oestrogeenspiegel blijven deze monsters ondanks pincet of scheermes meedogenloos uit hun haarzakje groeien. Niets laat ze aan het toeval over. Trefzeker als een stralende Sophie verschijnt ze op het avondtoneel. De somberheid, het chagrijn, hartkloppingen, nachtzweten, opvliegers en, het allerergste, een libido als een diepvrieskip, kortom, de vreselijke aftakelingen tijdens de onvermijdelijke overgang, zijn nog niet aan haar besteed. Dank aan haar nieuwe lijfspreuk, ingefluisterd door Liv: ‘Ik ben Sophie, ik ben sexy en erotisch.’ Die kreet laat haar spiegelbeeld stralen. De soepelheid in haar heupen neemt met de dag toe.

Het is vroeg in de avond. Sophie zit op het bankje voor het hotel. De gouden gloed van de zon doet haar huid glanzen als satijn. In haar droomwereld merkt ze niet dat Luigi ineens met zijn rode cabrio voor haar neus staat.

‘Bella donna!’ roept hij opgewekt vanachter zijn stuur.

Sophie schrikt op. Even dacht ze Dolf te horen. Ze staat op en loopt gracieus naar hem toe. Een mysterieuze glimlach op haar gezicht. Luigi stapt uit, en met een speelse lichtheid in zijn ogen houdt hij galant het portier voor haar open. Ridderlijk kust hij haar op de wangen.

‘Bella donna, je bent een overweldigende schoonheid, zo volmaakt dat ik er stil van word,’ en hij kust zijn vingertoppen om zijn woorden kracht bij te zetten.

Lachend stapt ze in, denkend: dat zeggen alle Italianen, maar het werkt! Ze geniet. Een rondtoer langs zijn onroerend goed. Allereerst zijn moderne expositieruimte, veelvuldig besproken en afgebeeld in designbladen uit diverse landen. Ook de groten der aarde schijnen bij hem kunstboodschappen te doen. Op een rustige plek stopt hij de auto en hij showt, wijzend in de verte, op de berg zijn architectonische villa met uitzicht over de oogstrelende baai. Nieuwsgierig vraagt Sophie zich af of er in die villa nu een vrouw op de bank op haar telefoon zit te appen. Vervolgens rijden ze naar zijn favoriete restaurant met de allerzachtste ‘branzino marinato al forno’ van het eiland. Al een halve eeuw prijkt dit gerecht met gouden oorkondes bovenaan op de uitgebreide menukaart. Volgens Luigi de beste van heel Italië. Champagne luidt de avond in. Beiden kijken elkaar in de ogen als de glazen tegen elkaar klinken. Sophie merkt dat zijn ogen blijven rusten op haar grote trouwring met fonkelende diamantjes aan haar ringvinger.

‘Ben je getrouwd?’ vraagt hij met een donkere stem.

Ze denkt na. Een golf subtiele erotiek spoelt ineens door haar lijf. Een heerlijk gevoel. Het kleine meisje in haar brengt zelfs rode blossen op haar wangen. Maar met hem zo tegenover haar duikelt schaamte op om over haar Dolf te praten. Haar stralende divalach wisselt ze af met een droeve trek om de mond.

‘Ja, enne … ja en nee,’ antwoordt ze vertwijfeld. Een verzonken blik rust op haar ringvinger. ‘Deze ring,’ ze toont hem hoger in de lucht, ’is het symbool van onze liefde. Een hemelse liefde.’ Ze slikt. ‘Twee jaar geleden is hij overleden.’ Als ze opkijkt raken haar vochtige bruine bambiogen de zijne. ‘Het …  het … is een zwaar litteken, maar zijn liefde zetelt eeuwig in mijn hart.’ Verlegen kijkt ze weg. Luigi zwijgt een lange poos en nadenkend staart hij haar met een bewonderende blik aan. Zijn ogen prikken op haar huid.

‘Is dat de reden dat je zo waanzinnig goed schildert?’

Een zachte bries blaast langs haar blote benen en armen. Ze leunt naar achteren en ontspant. De gouden avondzon, die snel achter hem onder de horizon zakt, trekt haar aandacht. Langzaam draait ze haar gezicht naar hem toe.

‘Ineens leefde er een artistieke meester in me, met godin Aphrodite als inspirator.’

‘Aphrodite?’

‘Ja! De godin van de liefde en schoonheid!’

‘Hm, dat is dus jouw geheim.’ Hij leunt naar voren. Zijn geurige aftershave walmt naar haar toe. Serieuze ogen, serieuze stem. ‘Weet je, Sophie, hoe uitzonderlijk jouw weergave is van een bijna tastbare erotische liefde op het doek?  Een vloeibaarheid van het menselijk lichaam. Het is een effect dat vrijwel niemand je nadoet.’

Ze trekt een wenkbrauw op.

‘Is dat zo?’

‘Ja! Ik was al onder de indruk van jouw werk, maar nu ik persoonlijk de kunstenaar ken,’ zijn serieuze ogen veranderen en glijden begeerlijk naar haar decolleté, ‘ben ik flabbergasted. Je intrigeert me.’

Zijn hongerige blik irriteert haar opeens, maar opnieuw bereikt de warmte van zijn donkere stem haar onderbuik. Gauw slaat ze haar benen over elkaar en klemt haar binnendijen stevig dicht. Nerveus verzit ze van bil en ze rommelt met haar servet in haar schoot. Haar nestgeur mag hem niet bereiken. Zo zakelijk mogelijk zegt ze: ‘Aphrodite en ik zijn dus de gouden toverformule waarmee we met onze kunst opzien baren en succes gaan oogsten?’

Hij knikt gretig. Met een bedenkelijke blik tilt ze haar glas omhoog. ‘Laten we daarop proosten,’ stelt ze formeel voor. ‘Op de sensuele kunst!’